31 december 2019
In een vonnis van 20 december 2019 heeft de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen in het kader van een procedure van gerechtelijke reorganisatie geoordeeld dat schuldeisers die zich kunnen beroepen op een bijzonder voorrecht, in casu het voorrecht van de niet-betaalde verhuurder (art. 20,1° Hyp.W.), dienen te worden beschouwd als buitengewone schuldeisers in de opschorting.
De rechtbank bevestigt haar rechtspraak van 1 maart 2019.
Er wordt in zekere zin afgerekend met de onzekerheid die is ontstaan ten gevolge van de wijzing van de definitie van buitengewone schuldvorderingen in de opschorting, die sedert de inwerkingtreding van het boek XX WER niet meer wordt gedefinieerd als "de schuldvorderingen in de opschorting die gewaarborgd zijn door een bijzonder voorrecht of een hypotheek en de schuldvorderingen van de schuldeisers-eigenaars" maar wel als "de schuldvorderingen in de opschorting die gewaarborgd zijn op het ogenblik van de opening van procedure van gerechtelijke reorganisatie door een zakelijke zekerheid, en de schuldvorderingen van de schuldeisers-eigenaars".
De vraag of (bijzonder) bevoorrechte schuldvorderingen het statuut van buitengewone schuldvorderingen in de opschorting behouden onder boek XX WER wordt beantwoord, doch blijft het afwachten of het oordeel van de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen de controletoets van het Hof van Cassatie zal kunnen doorstaan.
Klik hier om het vonnis van 20 DECEMBER 2019 van de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen te lezen.